Met ruim twintig jaar onderwijservaring, kent Marije Veenstra – van Baal de uitdagingen waar leraren mee te maken hebben. ‘Zeker de laatste jaren hoor en lees je veel over ongemotiveerde jongeren die lastig aan het werk gaan. Leraren gaan steeds harder werken en hun best doen terwijl leerlingen steeds verder achterover gaan leunen’, merkt ze op. ‘De kunst is om de bal weer bij de leerling te leggen.’
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want hoe zorg je ervoor dat een leerling zich actief verbindt met de lesstof en gemotiveerd aan de slag gaat? Volgens Marije is het verstandig om te sturen op zelfstandigheid. ‘Leraren zijn vaak geneigd veel uit te leggen en voor te kauwen’, weet ze uit ervaring. ‘Als je een leerling zelf laat nadenken hoe hij tot een antwoord moet komen of hoe hij een probleem moet oplossen, is hij veel eerder geneigd aan de slag te gaan.’ Docent Vince Oonk herkent de verleiding om dingen al in te vullen en snel vragen te beantwoorden. Hij probeert tegenwoordig meer coachend te werken. ‘Ik probeer de leerlingen echt zelf in charge te krijgen en hen te laten voelen dat zij degenen zijn die de stappen moeten zetten.’
Leerlingen die aan het roer van hun eigen leerproces staan, zijn gebaat bij een coachende leraar, denkt Marije. Tijdens de cursus Didactisch coachen leert ze leraren hoe je in de rol van coach kruipt. ‘De twee belangrijkste pijlers van didactisch coachen zijn feedback geven en vragen stellen’, legt Marije uit. ‘Als een leerling niet aan het werk gaat, kun je vragen of hij weet wat hij moet doen en hoe hij het moet aanpakken. Maar je kunt ook verder vragen, naar zijn leerproces en emoties. Heeft de leerling er vertrouwen in dat hij een taak kan voltooien en wíl hij het wel doen? Met de juiste inzichtsvragen, krijg je veel meer grip op waarom iets niet lukt en creëer je de mogelijkheid om uitgebreide feedback te geven.’
Dave Coenen, docent Duits en coördinator leerlingenzaken op het Leidsche Rijn College in Utrecht, leerde tijdens de cursus Didactisch coachen bij September Onderwijs om vaker ‘procesvragen’ te stellen. ‘Dat betekent dat ik meer vraag naar het ‘hoe’, legt Dave uit. ‘Bijvoorbeeld: “Wat heb je gedaan om op dit antwoord uit te komen?’’’ Door dit soort kleine veranderingen merkt Dave dat zijn leerlingen veel meer ‘aan’ gaan. ‘Ik merk aan leerlingen dat ze eerder wel eens deden alsof ze heel druk in hun boek bezig wanneer je langsliep. Nu hoef ik niet eens meer een vraag te stellen, maar zeggen ze al meteen trots uit zichzelf: “kijk, ik heb dit zó gedaan!” Dat is erg leuk om te zien en geeft mij ook meer energie en plezier in mijn werk. De relatie met de leerling is ontzettend belangrijk.’
Natuurlijk kun je niet van een leerling verwachten dat hij van de één op de andere dag zijn eigen werkproces kan sturen. ‘Je moet leerlingen meenemen, niet in het diepe gooien’, legt Marije uit. ‘Je moet als leraar weten welke kaders je moet geven en je moet inzicht hebben waar een leerling op vastloopt.’ Dat laatste is vaak iets heel anders dan je in eerste instantie verwacht, weet Marije. ‘Als een leerling niet aan het werk gaat, plakken we daar al snel het label “ongemotiveerd” op. Vaak is er iets anders aan de hand. Een leerling heeft bijvoorbeeld weinig zelfvertrouwen waardoor hij denkt dat hij iets niet kan. Het is dan niet zinvol om je verwachtingen naar beneden bij te stellen. Juist met realistische maar hoge verwachtingen spreek je het vertrouwen uit dat een leerling tot antwoord kan komen.’
Didactisch coachen en formatief handelen gaan dus hand in hand. Marije: ‘Leraren denken vaak dat formatief handelen heel veel tijd kost of dat het bij hun vak niet mogelijk is. Maar niets is minder waar. Je hoeft niet voor elke leerling een aparte route uit te stippelen’, legt ze uit. ‘Het gaat erom dat je de leerling bewust maakt van waar hij staat en hem eigenaar maakt van zijn eigen leerproces.’ Hoe je dat doet zonder dat het je veel extra werk oplevert, weet ook Nelleke Veels, docent aan het Leidsche Rijn College in Utrecht. ‘Ik vraag altijd: ‘Wie heeft er moeite met de stof? Kom dan lekker aan mijn bureautje!” Vaak komen er dan 7-8 kinderen bij mij zitten, meestal ook wisselend van samenstelling. Ook dat heeft weer te maken met eigen verantwoordelijkheid geven en nemen.’
Hoeveel verantwoordelijkheid je een leerling geeft, hangt af van je doelgroep. ‘Sommige klassen hebben kleinere kaders nodig dan andere klassen’, legt Marije uit. ‘Zeker in het mbo komen studenten vaak met weinig zelfvertrouwen binnen. Daar zul je in de eerste periode dus meer moeten begeleiden. Het helpt dan om goed helder te hebben welke verwachtingen je kunt stellen en welke kaders je moet bieden om het zelfstandige leerproces te optimaliseren. Want dat is uiteindelijk altijd je doel.’ Sturen op zelfstandigheid leidt namelijk niet alleen tot meer motivatie in de klas. Je bereidt jongeren ook beter voor op de toekomst. Marije: ‘Later hebben zij geen docent meer om hulp aan te vragen. Het is dus belangrijk dat ze voldoende strategieën hebben geleerd om zelfstandig en met zelfvertrouwen problemen op te lossen.’
Psycholoog Marije Veenstra – van Baal werkte twintig jaar als docent en zorgcoördinator in het voortgezet onderwijs. Ze heeft een eigen praktijk voor Counselling en verzorgt voor September Onderwijs de training Didactisch coachen.
Zelf ook een expert worden in didactisch coachen? Marije verzorgt voor leraren in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs de cursus Didactisch Coachen bij September Onderwijs.