Veel geld, weinig verbetering: waar gaan onze subsidies naartoe?

leestijd: 2 minuten
De afgelopen jaren heeft de overheid veel geld geïnvesteerd in het onderwijs. Maar waar gaat dat geld precies naartoe? En wordt het wel goed besteed? Gaan de subsidies van de overheid vooral naar leuke nieuwe innovaties, zoals robots in de klas, of ook naar structurele verbeteringen die bijdragen aan de kwaliteit en professionalisering van het onderwijs?
Wereldwijs

Volgens de website van de Rijksoverheid zijn er diverse subsidies op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De meeste subsidies zijn voor onderwijsinstellingen, maar soms kunnen ook personen subsidie aanvragen. Deze subsidies hebben betrekking op verschillende thema’s, zoals:

  • het voorkomen van zittenblijven door lente- en zomerscholen;
  • het opleiden van studenten van een lerarenopleiding in opleidingsscholen;
  • het aanbieden van praktijkleerplaatsen of werkleerplaatsen voor mbo-studenten;
  • het verbeteren van het onderwijs door leraren die een plan hebben om het onderwijs te vernieuwen;
  • het versterken van de aansluiting tussen beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt door regionale samenwerking;
  • het flexibiliseren, innoveren en digitaliseren van het onderwijs voor volwassenen;
  • het stimuleren van internationale samenwerking en mobiliteit in het onderwijs

Op het eerste gezicht lijken deze subsidies allemaal gericht te zijn op het verbeteren van het onderwijs en het vergroten van de kansen voor leerlingen en studenten. Maar hoe effectief zijn deze subsidies eigenlijk? En hoe worden ze gecontroleerd en verantwoord?

Onvoldoende informatie over de resultaten en effecten van subsidies

Een recent rapport van de Algemene Rekenkamer laat zien dat er nog veel ruimte is voor verbetering op dit gebied. Het rapport concludeert dat OCW onvoldoende zicht heeft op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidies die het verstrekt. Ook is er onvoldoende informatie over de resultaten en effecten van de gesubsidieerde activiteiten. Dit maakt het moeilijk om te beoordelen of de subsidies bijdragen aan de beleidsdoelen van OCW en of ze efficiënt worden besteed.

Een voorbeeld van een subsidie die kritisch wordt bekeken door de Rekenkamer is het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF). Dit fonds is bedoeld om regionale samenwerking tussen mbo-instellingen, bedrijven en overheden te stimuleren om zo de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. Het fonds heeft sinds 2014 ruim 300 miljoen euro uitgekeerd aan 170 projecten. Maar volgens de Rekenkamer is er geen duidelijk beeld van wat deze projecten hebben opgeleverd en of ze duurzaam zijn. Ook is er geen systematische evaluatie van de effectiviteit en efficiëntie van het fonds.

Een ander voorbeeld is het LerarenOntwikkelFonds (LOF). Dit fonds is bedoeld om leraren te ondersteunen die een plan hebben om hun onderwijs te verbeteren. Het fonds heeft sinds 2013 ruim 20 miljoen euro uitgekeerd aan meer dan 1000 projecten. Maar ook hier ontbreekt volgens de Rekenkamer een goede evaluatie van de resultaten en effecten van de gesubsidieerde projecten. Bovendien is er geen duidelijke relatie tussen de doelen van het fonds en de doelen van OCW.

Meer transparantie, controle en evaluatie

Het is duidelijk dat de overheid veel geld steekt in het onderwijs. Maar het is niet altijd duidelijk of dat geld goed wordt besteed en of het leidt tot structurele verbeteringen. Er is meer transparantie, controle en evaluatie nodig om te zorgen dat de subsidies effectief en efficiënt worden ingezet. Ook is het belangrijk dat de subsidies aansluiten bij de strategische doelen van het onderwijs en de behoeften van de onderwijsprofessionals. Alleen dan kunnen we samenwerken aan een toekomstbestendig onderwijs dat kwaliteit en innovatie combineert.


Kijk verder:

Veel onderwijsprofessionals ervaren werkdruk. Uit vele onderzoeken blijkt ook dat het beroep ‘leerkracht’ één van de meest stressvolle beroepen is.  Over de werkdruk en piekbelasting in het onderwijs wordt dan ook veel geschreven. De belangrijkste vraag die veel leerkrachten zichzelf stellen: ‘Wat kan ik doen om de ervaren werkdruk/stress te verminderen?’

Geluk stijgt boven alles uit en zou dus op elke school prioriteit moeten krijgen, meent hoogleraar Ruut Veenhoven in een interview met de AOb. ‘Geluk is besmettelijk. Als leraren gelukkig zijn, straalt dat af op leerlingen, met alle positieve effecten van dien.’