Hoe zorg je voor werkgeluk en belangrijker: hoe zorg je dat je na jaren leraarschap nog steeds gelukkig bent in wat je doet? Lector Leren & Innoveren Marco Snoek weet er alles over. Hij vertelt over autonomie, de noodzaak van collegiale samenwerking en goed leiderschap.
Je wordt geen leraar om met weinig moeite snel brood op de plank te krijgen. De meeste leraren starten vanuit een passie om iets bij te dragen aan de ontwikkeling van de jongere generatie. ‘Dat is mijn aanname’, zegt Marco Snoek. Snoek is als lector Leren & Innoveren verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam en houdt zich bezig met alle fases van het beroep: van opleiding tot startende leraren en van doorgewinterde docenten tot schoolopleiders. ‘Niemand begint met tegenzin. Helaas is het geen vanzelfsprekendheid dat die passie na jaren lesgeven er nog steeds is.’ Hoe dat komt? Volgens Snoek heeft het te maken met de manier waarop het beroep van de leraar georganiseerd is. ‘Anders dan bij veel andere beroepen, moet je vanaf dag één alles direct kunnen. Je bent 100% verantwoordelijk voor wat er in de klas gebeurt, voor wat jij doet, wat je doelen zijn en wat je planning is. Bovendien moet je ook nog nadenken over je materiaal, werkvormen en de begeleiding en voortgang van je leerlingen. Kortom, je staat er vanaf de eerste dag behoorlijk alleen voor.’
Er zijn weinig beroepen waar de overgang tussen studie en beroep zo groot is. En dat heeft zo zijn effecten, ziet Snoek. ‘Je kunt je bijvoorbeeld afvragen wat je nog kunt ontwikkelen als je alles vanaf het begin al moet kunnen. Zo’n structuur waarbij je veelal je eigen boontjes moet doppen, roept weinig impuls op om verder te leren. Met andere woorden: in het beroep zitten weinig vanzelfsprekende prikkels om je te gaan ontwikkelen en nieuwe dingen te gaan doen.’ Wat heeft dit alles te maken met passie en werkgeluk? Volgens Snoek een heleboel. ‘Behalve de interactie met leerlingen en de variatie in het werk, zijn uitdaging, groei en erkenning van wezenlijk belang om gepassioneerd te blijven voor je werk.’
Ondertussen is de professionalisering van leraren wel een veelbesproken onderwerp. Leraren krijgen tegenwoordig een scholingsbudget en talloze bedrijven en organisaties bieden bijscholingen, cursussen en opleidingen aan. Waar gaat het volgens Snoek precies mis? ‘Het is inderdaad waar dat we het vaak over professionalisering hebben. Vaak is het alleen zo dat deze scholing of opleiding vooral in het belang van de leerling gebeurt. De eerste vraag die wordt gesteld is wat de leraar na zo’n opleiding kan. Hoe kan hij de verworven kennis inzetten in de klas? De focus ligt vooral bij de begeleiding van leerlingen of het handelen in de klas. Minder aandacht is er voor de ambities en dromen van leraren zelf, bijvoorbeeld als ze ambities hebben voor een andere functie binnen de school of zelfs daarbuiten. De boodschap die veel leraren na bijvoorbeeld een masteropleiding krijgen is vaak: “En ga nu maar weer de klas in”.’
Als het aan Snoek ligt, komt er snel verandering in deze manier van professionalisering. Gebeurt dat niet, dan blijft de kans groot dat leraren de passie voor hun werk op termijn verliezen. Snoek pleit daarom voor meer aandacht voor autonomie van de leraar, maar ook voor meer samenwerking en goed leiderschap. ‘Leiderschap van de leraar zelf’, verduidelijkt hij, ‘want die is zelf verantwoordelijkheid voor zijn ontwikkeling en werkgeluk. Natuurlijk levert het schoolbestuur een belangrijke bijdrage, maar het heeft geen zin om te wachten totdat het uit die hoek komt. Als leraar moet je het heft in eigen handen nemen.’ Hoe dat eruitziet? ‘Kort gezegd betekent het dat leraren uit hun lokaal komen. We zien nu dat leraren voortdurend in hun eigen lokaal, op hun eigen eilandje, zitten. Dat is misschien logisch als je het vanaf de eerste dag al alleen moet doen, maar het werkt je uiteindelijk tegen.’
Wil je je ook over een paar jaar nog gelukkig voelen in dat lokaal? Dan is het volgens Snoek noodzakelijk dat je zo nu en dan ook eens de blik naar buiten richt. ‘Ik adviseer leraren om verder te kijken dan het eigen vak en de eigen leerlingen. Met welke vraagstukken buiten het lokaal voel je je betrokken en kun je je met een groter vraagstuk of thema in de school bezighouden?’ Het mooiste is als leraren voor een of meerdere jaren hun tanden in zo’n thema zetten om vervolgens het stokje door te geven aan een collega.
Dat vraagt wel om een cultuur van gedeeld leiderschap. ‘Daarmee bedoel ik dat er een omgeving is waar je elkaars leiderschap in een bepaald project accepteert’, verduidelijkt Snoek. ‘Een cultuur waar docenten afwisselend leiderschap pakken waarin anderen hem volgen.’ Leiderschap en autonomie is dus geen absoluut iets, het is nauw verbonden met een goede samenwerking. Je moet bereid zijn om op het ene gebied leiderschap te pakken en op andere gebieden te volgen. ‘Als je zo’n samenwerking kan opzetten, kan dat heel positief werken. Het zorgt namelijk voor onderlinge erkenning en we weten dat erkenning een belangrijk ingrediënt is voor werkgeluk’, zegt Snoek. ‘En die erkenning hoeft niet alleen van de schoolleiding te komen. Benoem dus wie welke kwaliteiten heeft en ga met elkaar in gesprek’, adviseert hij. ‘Daar ontbreekt het nu nog vaak aan.’
Marco Snoek legt een grote verantwoordelijkheid bij de leraar wanneer we het hebben over professionalisering en werkgeluk. Toch valt niet te ontkennen dat leraren zich best willen ontwikkelen, maar simpelweg de ruimte niet zien om daaraan tijd te besteden. Eerlijk is eerlijk: in het onderwijs vliegt de tijd en voordat je het weet ben je jaren verder zonder een cursus te hebben gevolgd. Heeft het schoolbestuur hier niet ook een taak?
Marco Snoek ziet het probleem. ‘Net als leraren zijn leidinggevenden vaak druk met de waan van de dag. Als ik het heb over ruimte bieden aan loopbaanontwikkeling noemen ze steevast het lerarentekort. De gedachte is dat leraren naar een andere werkplek vertrekken als ze zich eenmaal buiten de school gaan ontwikkelen.’ Een grote denkfout denkt Snoek. ‘Volgens mij moet je als leidinggevende juist investeren in de individuele docent en zijn dromen en ambities. Doe je dat niet, dan verliest een goede leraar op een gegeven moment zijn passie en ben je hem alsnog kwijt. Of de goede docenten raken verveeld en gaan hetzelfde riedeltje afdraaien. Daar worden ze ten eerste geen betere docenten van en ten tweede zijn het vaak de zeurpieten en gefrustreerde werknemers in je organisatie.’
Genoeg reden dus om ook als schoolleiding loopbaanontwikkeling serieus te nemen. ‘Maar’, benadrukt Snoek nog maar eens, ‘dat geeft de leraar geen vrijbrief om stil te staan. Pak de regie en kies voor je eigen werkgeluk. Uiteindelijk ligt de bal bij jou.’
Drie tips van Marco Snoek:
Marco Snoek is sinds 2003 als lector Leren & Innoveren verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam. Binnen dat lectoraat houdt hij zich bezig met professionaliteit en leiderschap van leraren en lerarenopleiders. Dit geeft hij, samen met een wisselende groep van onderzoekers, vorm door middel van onderzoeksprojecten, bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van (master)opleidingen, ondersteuning van scholen, adviezen op het terrein van lerarenbeleid, presentaties en het schrijven van artikelen en boeken.