Beelddenkers verwerken informatie op een andere manier, maar lopen daardoor vaak vast op school. Hoe je beelddenkers herkent en hoe je ze als leraar kunt helpen, lees je in dit interview.
Wordt beelddenken niet (op tijd ontdekt) dan kan de leerling de motivatie verliezen om actief mee te doen op school. Gelukkig leren we steeds meer over beelddenkers, onder andere door beelddenkendebrein.nl. We spraken oprichter en beelddenk-expert Natasja Esmeijer over het herkennen van beelddenkers en hoe je er als leraar mee om kunt gaan.
Natasja: ‘Meestal weten leerlingen niet dat hun beelddenkende brein er de oorzaak van is dat ze moeilijker meekomen, dus ze zullen niet snel zelf aan de bel trekken. Daarom is het belangrijk dit als leraar te herkennen om de leerling zo snel mogelijk te helpen inzicht te krijgen over hun manier van leren. Ten eerste is het belangrijk te beseffen dat elke beelddenker uniek is. De meeste beelddenkers herken je al in de kleuterklas. Ze zijn vaak dromerig: ze associëren heel snel en dromen daardoor snel weg. Ze zijn gevoelig voor prikkels en zijn snel afgeleid. Zeker als ze bepaalde dingen niet even snel snappen als de rest; de taaldenkers. Ze komen vaak wijs over en zijn met onderwerpen bezig die niet overeenkomen met hun leeftijd.’
‘Er zijn veel overeenkomsten met de eigenschappen van ADHD, ADD en autisme. Ook krijgen beelddenkers vaak de diagnose dyslexie omdat zij de letters en cijfers omdraaien en van rechts naar links lezen. Veel kinderen met deze diagnoses zijn beelddenkers, maar als beelddenker hoef je geen diagnose te hebben. In het karakter zie je vaak dat ze een groot rechtsvaardigheidsgevoel hebben en ze zich snel aanpassen. Daarnaast zijn beelddenkers vaak heel autonoom en willen graag alles zelf beslissen. Ze zijn vaak heel gevoelig. Ze hebben het door als je als leerkracht niet goed in je vel zit of als je iets zegt wat niet waar is. Die gevoeligheid zie je vaak ook terug bij hoogbegaafden. De meeste hoogbegaafde kinderen zijn namelijk ook beelddenkers. Hierdoor lopen zij al op jonge leeftijd tegen beelddenkproblemen aan. Op de basisschool kun je het dus al vrij snel herkennen, maar op de middelbare school herken je beelddenkers als docent minder snel. Je ziet bijvoorbeeld dat leerlingen meer moeite hebben met toetsen, snel afgeleid zijn, moeite hebben met huiswerk maken en vreemde talen leren. Ze maken de vraag complexer en zien ze in elke situatie wel een mogelijkheid. Maar niet elke beelddenker heeft er even veel last van.’
‘Wanneer kinderen in groep 3 aankomen gaan ze aan de slag met taal en rekenen. Daarbij valt het op dat beelddenkers moeilijk kunnen automatiseren. Ze kunnen wel rekenen, maar de reeksen (zoals 3+4=7 en 3+5=8) blijven niet hangen. Die moeten ze dan elke keer opnieuw berekenen. De breingebieden die aan de linkerkant zitten en die automatisch getallen en symbolen koppelen, zijn nog niet voldoende toegankelijk, omdat het kinderbrein alleen toegang heeft tot de dominante hersenhelft. Het brein is nog niet voldoende ontwikkeld.’
‘Bij een taaldenkbrein is de linker hersenhelft dominant. Het werkt in details, volgorde en leert door herhalen en automatiseren. Alle breingebieden die hoeveelheden, klanken en betekenissen koppelen aan symbolen zitten dus aan de linkerkant van de hersenen. Een beelddenkbrein denkt vanuit de rechter hersenhelft. Het kijkt juist naar het geheel en denkt in plaatjes en concepten. Het leert dus door te associëren met wat het al weet en zo te begrijpen. Daarin zit ook de gevoeligheid en het rechtvaardigheidsgevoel verweven. Een plaatje in het hoofd van een beelddenker bestaat uit beeld, geluid, gevoel, reuk en smaak. Daarvoor heeft het dus veel informatie nodig om het hele concept in het hoofd te visualiseren. Een beelddenker kan pas een opdracht uitvoeren of een som begrijpen wanneer het een compleet beeld heeft van wat de bedoeling is. De methodes waarmee lesgegeven wordt, hebben juist alle informatie in kleine brokjes opgedeeld. Dat is fijn voor de taaldenkers omdat zij zo netjes stap-voor-stap alle onderdeeltjes kunnen oefenen en niet in de war raken. Een taaldenkbrein automatiseert namelijk door te oefenen. Maar een beelddenkbrein heeft daardoor chronisch informatietekort omdat het eerst alles moet begrijpen.’
‘Beelddenkers zijn vaak heel intelligent, maar kunnen het niet laten zien. Ze worden beoordeeld op hoe ze zich kunnen aanpassen aan een leerstijl die hen niet past. Als voorbeeld heb ik een beelddenkend meisje dat op de basisschool een hoge CITO-score had: 547. Een vriend van haar had dezelfde score. Ze ging naar het vwo, stroomde af naar de havo en belandde uiteindelijk op het mbo. Niets mis mee. Maar haar vriend – een taaldenker met dezelfde score – zit nu op de universiteit. Doordat het rechtse brein aan de andere kant van je hoofd zit, is de werk- en denkrichting van een rechts brein van rechts naar links. Tegengesteld aan hoe taaldenkers lezen en schrijven. Vaak komt het lezen moeizaam op gang. Woorden worden andersom gelezen of de koppeling wordt niet voldoende snel gemaakt. Begrijpend lezen kan door het associëren een probleem zijn.’
Beelddenkers lopen steeds achter de feiten aan: tegen de tijd dat de juiste informatie aan bod komt, hebben de andere leerlingen zich al heel wat stof eigen gemaakt. De beelddenker snapt dan pas wat de bedoeling is en wil gaan oefenen. Maar dan wordt er weer wat anders verwacht en komen de juiste oefenopdrachten niet meer langs. Dat geeft een gevoel van dom zijn en frustreert omdat ze er zoveel energie in stoppen en het alsnog niet lukt. Veel beelddenkers verzinnen daardoor hun eigen methodes, waardoor ze in het begin niet opvallen. Later lopen ze echter alsnog vast in het proces. ‘Het huidige onderwijssysteem is duidelijk niet ingespeeld op beelddenkers’, concludeert Natasja. ‘Op de middelbare school wordt het echter wel iets makkelijker voor een beelddenker, omdat de vakken meer uit elkaar worden getrokken en er meer in onderwerpen geclusterd wordt die in z’n geheel worden behandeld. Maar bij vakken waar begrijpend lezen bij komt kijken – zoals bij Aardrijkskunde of Geschiedenis – krijgen beelddenkers leerproblemen bij een lage woordenschat. Als het lezen al moeizaam gaat op de lagere school, dan is de motivatie om te lezen laag, bouw je een lage woordenschat op en dat merk je op de middelbare school.’
‘Bij Natuurkunde en Wiskunde ondervinden beelddenkers nogal eens problemen omdat zij zich de vraag voorstellen in hun hoofd, waardoor er te veel informatie binnenkomt’, vervolgt Natasja. ‘Ze zijn te veel bezig met hoe het eruit ziet. En zeker wanneer de opdrachtvoorbeelden soms nergens op slaan, raakt een beelddenker in de war. ‘Kale’ opdrachten zijn vaak duidelijker. Ook het begrijpen wordt vaak steeds moeilijker. Er moet steeds meer aangenomen worden. En dat hebben beelddenkers nog niet geleerd. Gelukkig zijn beelddenkers op de middelbare school al wel verder qua ontwikkeling van de hersenen en met een beetje begeleiding kunnen ze veel aanleren.’
‘Beelddenkers willen niet opvallen’, stelt Natasja. ‘Daarnaast weten kinderen van zichzelf niet dat ze anders denken. Ze doen hun best om gewoon met de les mee te doen en weten niet dat ze informatie tekortkomen. Dat weten ze pas later in het proces. Ze hebben dus een leerkracht nodig die hen vertelt dat zij het anders doen in hun hoofd. Als je kunt uitleggen dat hun hoofd anders met informatie omgaat en gevoeliger is, dan begrijpen ze dat ze het wel kunnen, maar dat het anders gaat. Dan hoeven ze niet aan zichzelf te twijfelen. Geef als leerkracht een beetje extra informatie aan het begin van het leerproces door uit te leggen waarom jullie iets gaan doen, waar we het voor nodig hebben en wat het einddoel is voordat je de kleinere onderdelen uitlegt en ze daarmee laat oefenen (top-down). Dat hoeft niet uitgebreid: het is niet meer dan vertellen hoe ons getalsysteem werkt, dat er een alfabet bestaat of wat een klok doet. Klinkt heel simpel, maar het heeft een grote waarde voor beelddenkers. Beelddenkers moeten vooruit kunnen denken en er zelf een plaatje van maken in hun hoofd. Dus geef niet zelf plaatjes, dat leidt alleen maar af. Ze moeten het zelf visualiseren.
Door als leerkracht te begrijpen wat je leerling nodig heeft, geef je jouw leerling het zelfvertrouwen dat hij wél kan leren en de informatie die het nodig heeft om de stof te begrijpen zodat hij het ook echt kán leren. Geef ze een goed gevoel, zodat ze de motivatie gaan voelen om ervoor te werken.’
Op beelddenkendebrein.nl vind je cursussen voor beelddenkers en hun ouders maar ook voor leraren en de school. Je leert in deze cursus:
Natasja Esmeijer is eigenaar van Beeldig Brein, een praktijk voor beelddenkers die vastlopen in het onderwijs. Zelf is ze een taaldenker. Ze schreef een boek over beelddenkers (Beelddenkers, als kwartjes vallen…) en geeft lezingen, cursussen en workshops. Ze is medeoprichter van het platform beelddenkendebrein.nl, om het onderwijs meer inzicht te geven in het beelddenkende brein.